bikkel, bikkeltje, bikkelen
1. Hard, stoer persoon, iemand die ongestoord doorgaat al zitten de elementen hem of haar flink tegen
2 Het bikkelen als spel werd al in de Romeinse tijd gespeeld en bleef populair tot aan de eerste helft van de 20e eeuw.
Er zijn veel spelvarianten, zowel gokspelletjes als behendigheidsspelletjes.
Bij de behendigheidsspelletjes hoort meestal ook een bal en werd vooral door kinderen beoefend, mannen gebruikten ze voor een dobbelvariant.
Voor het bikkelen, zoals dit vooral in Nederland werd gespeeld, waren vier
bikkels en een bikkelbal nodig. Een echte
bikkel is het sprongbeen (latijn: talus; grieks: astragal) uit een achterpoot van een schaap.
De benen
bikkels waren veelal rood geverfd. Ook werden metalen
bikkels gebruikt, bijv. van
tin,
messing of
brons; uit de Romeinse tijd zijn nog glazen
bikkels bekend.
Een spellenfabrikant heeft de
bikkel in een andere vorm op de markt gebracht: biggen
Een uitgebreide beschrijving van het spel staat op:
Alleen geregistreerde gebruikers kunnen links zien op dit forum! registreer of login om de links te kunnen zien! |
======================================
[
toevoeging van Pinpoint]
Het bikkelspel
In het oude Griekenland werden de kootjes van schapenpoten 'astragaloi' genaamd, gebruikt om de toekomst te voorspellen. Zij deden ook als dobbelstenen dienst en bovendien voor een spel dat ook nu nog bestaat en dat bij ons "bikkelen" wordt genoemd.
Op oude Griekse vazen ziet men zowel goden als mensen met de botjes spelen en ook in de Ilias en de Odyssee van Homeres komt men dergelijke spelen tegen. Het lijkt echter waarschijnlijk dat het spel van Aziatische oorsprong is. De
romeinen hebben het bikkelen op hun vele veldtochten in allerlei landen ingevoerd; maar ook is het een traditioneel spel in andere delen van de wereld - van Rusland tot Polynesië- waar de
romeinen nooit zijn geweest. Een moderne vorm van het
bikkelspel vind men bij schoolkinderen over de hele wereld.
Spelregels
Bikkelen kan door twee of meer kinderen worden gespeeld. Het spel bestaat uit verschillende ´figuren´ die worden gemaakt door het gooien en vangen van de
bikkels in een vastgestelde volgorde. De namen van de figuren kunnen in bepaalde streken verschillen, maar de meeste bewegingen zijn over de gehele wereld dezelfde. Hieronder beschrijven we enkele van de meest voorkomende.
Een elementaire en zeer oude `figuur`is te zien op een
romeins fresco uit Pomeji. De speler gooit vijf
bikkels tegelijk de lucht in en probeert ze boven op de rug van de hand te vangen. Daarna gooit hij ze opnieuw op en vangt ze in de palm van zijn hand. De score die de speler daarbij behalen kan, wordt gebruikt om de beurt vast te stellen bij het vormen van de overige figuren.
Om de figuur `enen` te spelen goot de speler de vijf
bikkels op de
grond. Hij pakt er één op, de `boer`; hij gooit hem in de lucht, pakt snel een van de
bikkels van de
grond en vangt daarna de opgegooide
bikkel in dezelfde hand op. Hij legt de opgenomen
bikkel in zijn andere hand, gooit de boer op en probeert weer een andere
bikkel van de
grond te nemen voor hij de boer vangt; dit gaat zo door tot alle vier de
bikkels zijn opgeraapt. Laat hij een
bikkel vallen, vangt hij de boer niet op of verschuift hij een andere
bikkel van de
grond, dat is zijn beurt voorbij en moet hij bij de volgende beurt opnieuw `enen` maken voordat hij aan een volgend figuur mag beginnen.
Daarna komen de `tweeën` aan de beurt; nu moet een speler proberen twee
bikkels op te rapen voor hij de boer opvangt; daarna `drieën`, waarbij hij er drie moet oprapen, en tenslotte `vieren`, waarbij alle
bikkels moeten worden opgeraapt.
Bij "Onder de brug" gooit de speler de vijf
bikkels op de
grond. Met een hand maakt hij een boogje door zijn wijsvinger en duim met de toppen tegen de
grond te houden. Hij vormt het bruggetje dicht bij de
bikkels. Hij pakt de boer, gooit hem op en terwijl die in de lucht is probeert hij één van
bikkels door het boogje te schieten voordat hij de boer vangt. Dit doet hij tot alle vier de
bikkels eenmaal door het boogje zijn gegaan. Wanneer dat hem gelukt is, probeert hij hetzelfde met `tweeën`, `drieën`en `vieren`. (twee paar, drie en één en tenslotte vier
bikkels tegelijk door de boog).
Een variant van "onder de brug" noemt men "de stallen". Een hand wordt met gespreide vingertoppen op de
grond geplaatst. Wanneer de boer wordt opgegooid moet er telkens een
bikkel in de `stal` worden gemikt (de ruimte tussen de vingers). Daarna moeten de
bikkels één voor één uit de `stallen` worden gehaald.
"'Pad in het gat" is een soortgelijk figuur; de speler legt weer een hand op de
grond, maar nu maakt hij een gaatje door wijsvinger en duimtop tegen elkaar te houden. Bij elke gooi probeert hij nu de
bikkels één voor één in het gaatje te schieten. Daarna haalt hij zijn vingers weg en probeert de vier
bikkels tegelijk op te pakken voor hij de boer vangt.
Versjes die erbij werden gezongen:
Zwart Willemijntje
zat achter ´t gordijntje
zij waste haar hand met water af
zij droogde ze aan den handdoek af
zij nam er een van de tafel af
Anne de pop, ik raap je op
Anne de peer, ik leg er een neer
Moeder de vlo, die bijt mij zo
Die bijt me zeer,
ik leg er een neer.
ik bouw een huisje
van kalk een kluisje
van kalk en steen
daar gooi ik een
bikkel heen